Gedrag aan- en afleren
Interventies om slaap van een (jong) kind te verbeteren richten zich vaak op het gedrag van het kind. Het niet zelfstandig in slaap kunnen vallen of huilen tijdens de nacht wordt vanuit dit gedragsperspectief gezien als gedrag dat zal uitdoven als er niet op wordt gereageerd.
Voorbeelden van gedragsinterventies:
- (Tijdelijk) laten huilen
- Minimale interactie ’s nachts
Band tussen ouder en kind
Naast het gedragsperspectief staat het hechtingsperspectief. De groeiende band tussen baby en ouder staat daar centraal. Binnen het hechtingsperspectief wordt huilen tijdens de nacht niet gezien als gedrag dat moet worden afgeleerd, maar als een signaal van de baby dat hij of zij de ouder(s) nodig heeft. Het reageren op signalen en behoeftes van het kind is belangrijk voor het ontwikkelen van een veilige hechting.
Wat zegt de wetenschap?
Er is niet veel onderzoek gedaan naar slaapinterventies in het eerste levensjaar. Het onderzoek dat heeft gekeken naar gedragsinterventies om slaap te verbeteren laat inderdaad wat verbeteringen in slaap zien. Zo neemt de slaapduur van de baby toe. Maar slaapt de baby echt langer, of ligt hij langer in bed zonder te roepen? En hoeveel stress ervaart de baby tijdens deze interventies? Ook onderzoek naar lange termijneffecten van deze interventies ontbreekt. Heeft het effect op de hechting tussen ouder en kind?
Er is maar heel weinig onderzoek gedaan naar slaapinterventies waar de band tussen ouder en kind centraal staat. Zo laat één onderzoek geen veranderingen in slaapgedrag van de baby zien, wél in het zelfvertrouwen van de moeder.
Vragen voor de toekomst
De gedragsinterventies lijken te werken op gedragsniveau, maar hoe zit het met de hechting en andere effecten op lange termijn? Dat weten we nog niet goed. En hoe kunnen slaapinterventies vanuit het hechtingsperspectief zorgen voor een significante verbetering in de slaap van de baby? Ook dat weten we nog niet goed. Meer onderzoek is nodig!