‘De kippen die de muis kuste’ of ‘De muis die de kippen kusten’. Twee zinnen met zogenaamdebetrekkelijke bijzinnendie erg op elkaar lijken maar nét een andere betekenis hebben. Veel onderzoeken in Europese talen laten zien dat kinderen de eerste zin sneller begrijpen. Vooral kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) lijken moeite te hebben met het begrijpen van de tweede zin. Zij verwerken taal minder goed en hebben daarom moeite met praten of het begrijpen van taal. Maar wat is de oorsprong van TOS? Is dit een specifiek taalprobleem? Of een algemener cognitief probleem?
Aangezien veel onderzoek is gedaan naar Europese talen, richt ons onderzoek zich op het Kantonees. Kantonees is een taal in China die qua zinsstructuur afwijkt van veel Europese talen. Interessant dus om te kijken of kinderen met TOS ook hier meer moeite hebben met betrekkelijke bijzinnen dan kinderen zonder TOS.
Tijdens het onderzoek deden de kinderen een spelletje waarbij er 4 speelgoeddieren voor hun neus stonden. Ze kregen elke keer twee scenario’s te horen die de onderzoeker naspeelde met de dieren. Daarna werd met een betrekkelijke bijzin gevraagd om het dier te kiezen dat bij een van die scenario’s hoorde. Bijvoorbeeld ‘Pak de muis die de kippen kusten’.
Uit de resultaten bleek dat kinderen met én zonder TOS geen extra moeite hadden met de bijzinnen die in veel Europese talen wel moeilijker leken te zijn. Misschien maakt de structuur van Europese talen het dus moeilijk deze zinnen te begrijpen en niet de betekenis van de bijzinnen. Verder scoorden kinderen met TOS lager dan leeftijdsgenoten zonder TOS maar niet lager dan jongere kinderen zonder TOS.
Beide resultaten lijken aan te tonen dat TOS een algemeen cognitief probleem is en geen specifiek taalprobleem. Een belangrijk resultaat dat ons kan helpen om te bepalen hoe we kinderen met TOS het beste kunnen helpen!