De EEG-data van deel 2 en deel 3 zijn nog niet geanalyseerd. We kunnen jullie dus nog geen resultaten laten zien, maar we kunnen wel vertellen wat we verwachten/hopen te vinden!
Deel 2 – Nijntje verhaaltjes
Bij het tweede deel van de EEG-sessie kijken we of het brein het ritme van de Nederlandse taal al een beetje kan volgen.
Als jonge baby’s luisteren naar de Nederlandse taal, dan horen ze eigenlijk alleen een constante stroom van geluiden en klanken. Ze begrijpen nog niet wat er wordt gezegd en ze kunnen nog niet horen waar bijvoorbeeld het ene woord begint, en het andere woord weer eindigt. Maar rond 9 maanden leren ze langzamerhand om allemaal losse woordjes te herkennen uit die constante stroom van geluiden. Dat noemen we ook wel leren van het ritme van de taal. Wordt het ritme van een taal versterkt door rijm, zoals bij de verhaaltjes van Nijntje, dan is het nog makkelijker voor kinderen om de losse woordjes te herkennen!
Wij zijn heel benieuwd of we met de EEG-metingen bij 6, 9 en 12 maanden ook duidelijke verschillen kunnen vinden. Kunnen 9 en 12 maanden oude baby’s het ritme van de taal al beter volgen dan 6 maanden oude baby’s?
Deel 3 – pa pa pa pa
Bij het derde deel van de EEG-sessie kijken we of baby’s nog in staat zijn om verschillen te horen tussen klanken die wel en niet voorkomen in de Nederlandse taal. Om dit te kunnen onderzoeken lieten we alle baby’s luisteren naar een lange reeks van “pa” klanken, zoals deze:
“pa” – “pa” – “pa” – “pa” – “pa” – “pa”.
Soms kwam er dan plotseling ook een “ba” klank tussendoor. Je brein denkt dan misschien wel: “Hee! Dat is een andere klank! Dat is verrassend om te horen.” En met behulp van een EEG-meting kunnen wij dit verrassingseffect in je brein meten.
Maar wist je dat we soms ook stiekem een “pha” klanken hadden verstopt tussen alle “pa”-klanken? De “pha”-klank is een klank die niet voorkomt in de Nederlandse taal. De meeste Nederlanders zijn dan ook niet meer in staat om het verschil tussen “pa” en “pha” te horen. Voor ons klinkt dit gewoon als dezelfde klank!
Maar voor jonge baby’s geldt dit niet. Vanaf de geboorte kunnen baby’s nog verschillen horen tussen klanken uit alle talen van de wereld. Dat is ook wel zo fijn, want baby’s moeten in principe elke moedertaal kunnen leren. In de loop van het eerste levensjaar verandert dit. Baby’s gaan zich richten op de klanken van de talen die zij het meeste om zich heen horen. Zo leren Nederlandse baby’s dat de klanken “pa” en “ba” veel voorkomen in de Nederlandse taal. En daarom kunnen zij (en wij als volwassenen) bijvoorbeeld ook prima het verschil horen tussen de woorden “paard” en “baard”.
In de EEG-resultaten verwachten wij te kunnen zien dat de 6 maanden oude baby’s nog wel in staat zijn om de verschillen te horen tussen “pa”, “ba” en “pha”. Bij de 9 maanden oude baby’s kunnen sommigen het verschil misschien nog wel horen, maar sommigen ook niet. En de 12 maanden oude baby’s horen waarschijnlijk alleen nog maar het verschil tussen “pa” en “ba”.
Op de afbeelding hieronder (Figuur 1) laten we een voorbeeld zien. Je ziet twee blauwe lijnen lopen, één bij 6 maanden en één bij 12 maanden. Deze blauwe lijnen lijken een beetje op een EEG-signaal. Onder de blauwe lijnen zie je de verschillende klanken staan: “pa”, “ba” en “pha”.
Als er een verrassingseffect aanwezig is, dan kun je dat op dit plaatje zien in de vorm van een kleine piek in het EEG-signaal.
Bij het EEG-signaal van een 6-maanden oude baby zien we dan nog wel een piekje bij de klank “pha”, maar bij het EEG-signaal van de 12-maanden oude baby is deze piek verdwenen. De baby’s van 12 maanden oud kunnen dus niet meer het verschil horen tussen “pa” en “pha”!