Zinnen kunnen een andere opbouw hebben, terwijl ze hetzelfde betekenen. Neem bijvoorbeeld de actieve zin: ‘Het kind aait de hond.’ Dit betekent hetzelfde als de passieve zin: ‘De hond wordt geaaid door het kind.’ Bij een actieve zin staat degene die iets doet aan het begin van de zin: het kind aait. Bij een passieve staat juist degene waarbij iets gedaan wordt vooraan: de hond wordt geaaid. Deze verschillende soorten zinnen zijn al moeilijk genoeg voor volwassenen, maar hoe leren kinderen dat deze zinnen hetzelfde betekenen?
Wie aait er?
Om te zien hoe kinderen met dit soort zinnen omgaan, hebben we onderzoek gedaan bij Engelstalige kinderen van 2 en 3 jaar oud. In het eerste taakje werden de oogbewegingen gemeten terwijl de kinderen naar de verschillende soorten zinnen luisterden en tegelijk naar plaatjes keken die deze zinnen weergaven.
De hond aait!
Zowel de 2- als 3-jarigen dachten in eerste instantie dat het eerste zelfstandig naamwoord het onderwerp was. Dus bij ‘het kind aait’ keken ze naar het kind en dachten ze dat het kind aaide; bij ‘de hond wordt geaaid’ keken ze naar de hond en dachten ze dat de hond degene was die aaide!
De 3-jarigen lieten echter duidelijk met hun ogen zien dat ze zichzelf verbeterden als ze de hele zin hoorden. Bij het horen van het eerste deel van de passieve zin (‘de hond wordt geaaid…’), keken de 3-jarigen nog naar de hond, maar bij het horen van het tweede deel van de zin (‘…door het kind’) corrigeerden ze zich en keken naar het kind in plaats van de hond. De 2-jarigen deden dit minder overtuigend.
Plaatjes aanwijzen
In het tweede taakje keken we naar gedrag in plaats van oogbewegingen: hier moesten de kinderen aanwijzen wie het onderwerp van de zin was (‘Wie aait er?’). De 3-jarigen lieten duidelijk zien dat ze het verschil van de soorten zinnen begrepen en wezen de juiste plaatjes aan. Maar de 2-jarigen leken nu het verschil tussen de soorten zinnen niet te zien! Zij wezen altijd naar het eerste zelfstandig naamwoord alsof dat het onderwerp was (bijvoorbeeld ‘de hond’ in ‘de hond wordt geaaid’).
Onderscheid leren maken
Uit beide taakjes blijkt dat 2-jarigen het verschil tussen actieve en passieve zinnen wel beginnen te leren, maar deze kennis nog niet altijd gebruiken. Een jaar later kunnen kinderen dit al wel!
Read more?
Abbot-Smith, K., Chang, F., Rowland, C., Ferguson, H., & Pine, J. (2017). Do two and three year old children use an incremental first-NP-as-agent bias to process active transitive and passive sentences?: A permutation analysis. PloS one, 12(10), e0186129.