“Ik zie ik zie wat jij niet ziet en de kleur is…” Dit lijkt een simpel spelletje, maar om dit te spelen moet je kunnen bedenken wat iemand anders kan zien, en wat niet. Je moet je letterlijk kunnen verplaatsen in een ander.
Perspectief in het brein
Volwassenen kunnen dit makkelijk, maar jonge kinderen moeten dit nog leren. We weten dat er bij volwassenen bepaalde hersengebieden actief worden wanneer ze iemands anders perspectief innemen. Wat gebeurt er in het kinderbrein?
Wat kan de ander (niet) zien?
Wij bedachten een spelletje om kinderen van 4 jaar het perspectief van een ander in te laten nemen. Een kind zat tegenover een volwassene aan tafel, tussen hen in lagen twee speeltjes. Het kind kon beide speeltjes zien, de volwassene maar één! We vroegen het kind vervolgens om ofwel 1) het speeltje te geven dat de volwassene wél kon zien of 2) het speeltje te geven dat de volwassene níet kon zien. Kinderen moesten zich dus verplaatsen in de ander om het juiste speeltje te overhandigen.
In het kinderbrein
Ook bij kinderen van 4 jaar oud werden er hersengebieden actief die specifiek zijn voor het verplaatsen in een ander. Dit waren deels dezelfde gebieden als bij volwassenen. En hoe sterker de hersenactiviteit, hoe beter kinderen zich konden verplaatsen!
Ik zie ik zie wat jij niet ziet en het is… een actief kinderbrein!