In mijn onderzoek bestudeer ik hoe kinderen woorden leren zoals alle, iedere, en elke. Deze woorden zijn belangrijk. We gebruiken ze veel in ons normale taalgebruik, maar ze worden ook veel gebruikt in schoolopdrachten (denk bijvoorbeeld aan rekenen of begrijpend lezen). Het is lastig om deze woorden te leren. Ze hebben namelijk een moeilijke betekenis.
Vergelijk het woord alle bijvoorbeeld met het woord hond. Hond verwijst naar iets wat we kunnen zien en aanraken in onze omgeving. Dit is niet mogelijk voor een woord als alle. Dus hoe leren kinderen deze woorden, en maakt het ook uit welke moedertaal het kind spreekt (bijvoorbeeld Nederlands of Engels)?
In mijn studies onderzoek ik deze vraag op verschillende manieren. Ik analyseer bijvoorbeeld gesprekken van kinderen en hun verzorgers, om te bekijken hoe woorden zoals alle gebruikt worden in de alledaagse taal die een kind hoort. Daarnaast speel ik taalspelletjes met kinderen, waarin we meten hoe kinderen woorden als alle, elke, en iedere begrijpen, en hoe ze hierin verschillen van volwassenen.