Nadenken over wat anderen voelen, vinden en denken is iets dat we iedere dag doen. Toch is dit niet zo vanzelfsprekend als je zou denken! Nadenken over anderen – bijvoorbeeld over wat ze denken, geloven en vinden – noemen we sociale cognitie. Het duurt jaren voordat kinderen dit volledig hebben ontwikkeld en er komt een heel netwerk aan hersengebieden aan te pas om dit mogelijk te maken.
Het prille begin
Bij pasgeboren baby’s worden de eerste stappen van de sociale ontwikkeling al gezet. Zo luisteren baby’s al graag naar stemmen (vooral naar die van hun ouders!) en zijn ze meer geïnteresseerd in mensen dan in objecten. Al van jongs af aan zien we activiteit in de hersengebieden van sociale cognitie tijdens sociaal gedrag, bijvoorbeeld als ouder en kind samen aan het spelen zijn.
Kindertijd
Door de jaren heen leren kinderen op een hoog tempo nog veel meer sociale vaardigheden: ze leren praten en spelen met anderen én ze leren te begrijpen dat iedereen zijn eigen gedachtes, ervaringen en gevoelens heeft. Een kind zal nu bijvoorbeeld begrijpen dat je je niet kan verstoppen voor iemand door je handen voor je ogen te doen: dat jij de ander niet meer ziet, betekent niet dat de ander jou niet meer ziet!
Tot in de tienerjaren
Verplaatsen in een ander is een hele belangrijke vaardigheid die zich door blijft ontwikkelen tot in de tienerjaren. Deze ontwikkelingen zien we ook weer terug in de hersengebieden van sociale cognitie: door de jaren heen ontwikkelt het netwerk zich zo dat we aan het eind van onze tienerjaren perfect in staat zijn om na te denken wat anderen voelen, vinden en denken!
Meer lezen?
Benieuwd welke hersengebieden bijdragen aan sociale cognitie en hoe deze gebieden zich ontwikkelen? Lees dan het hele artikel hier.